Rode bessen - verzorging |
1. ALGEMEEN
Rode bes (aalbes/trosbes/jenevers) - Ribes rubrum is in vergelijking met andere (klein)fruitsoorten vrij goed schaduwtolerant. Let wel rode bessen, net als kruisbessen en zwarte bessen, kunnen worden aangetast door Amerikaanse meeldauw, zeker op schaduwrijke en vochtigere bodems. Je plant dan ook best enkel meeldauwtolerante rassen voor deze toepassing. Ook de smaak kan bij bepaalde rassen wat zuurder uitvallen wanneer ze in schaduw worden geplant. Opgelet echter voor de zeer felle (middag)zon, deze kan aanleiding geven tot zonnebrand bij de rijpende bessen. bepaalde rassen zijn hier meer gevoelig voor dan andere (zie info bij de rassenlijst). Rode bessen kunnen net als kruisbessen onder andere fruitbomen worden geplant als struikjes, maar ze kunnen ook gebruikt worden in gemengde bloemenborders, als haag, als mini-boompje bij de ingang van de tuin ,of als 'aandachtstrekkers' in de tuin. Natuurlijk kan je ze ook als 'snoer' kweken voor optimale productie van bessen. Hierbij kan je hagen vormen tussen 1.0 meter tot 2.2 meter hoogte.
Rode bessen bloeien reeds vroeg in het voorjaar. Dit maakt dat de bloemen eventueel
nog schade kunnen oplopen door (nacht)vorst. Dit gebeurt vanaf een temperatuur
van - 5°C. Dus op nachtvorstgevoelige plaatsen is het best om rode bessen p
een min of meer beschutte plek te planten of om laatbloeiende rassen te kiezen.
De plant zelf kan makkelijk temperaturen tot -20°C verdragen.
2. GROND EN VOEDING
Rode bessen kunnen bijna op alle gronden groeien. Extreem natte gronden zijn
ongeschikt. Wel hebben ze een voorkeur voor een bodem met veel humus (het zijn
uiteindelijk planten die van nature in bosranden voorkomen). Het is aan te bevelen
om de grond tot 35 cm diep te bewerken en grote hoeveelheden compost of verteerde
mest onder te werken in augustus/september. De struiken kunnen dan geplant worden
vanaf eind oktober tot maart, wanneer de weersomstandigheden het toelaten. (wanneer
de te beplanten grond pas omgespit grasland was, is het beter om de bodem in
het voorjaar te bewerken, zoals beschreven, en er eventueel andere planten op
te kweken (aardappelen-pompoenen,...) in de late herfst kan je dan oppervlakkig
nog wat compost onderwerken alvorens de struiken te planten, wat kan vanaf november).
Je kan ook de graszode onderaan het plantgat leggen, hierop een laagje grond,
dan de uitgespreide wortels, en verder het plantgat aanvullen. Bij de aanvang
van het groeiseizoen geef je dan extra organische meststof en pas je een bodembedekking
(bvb. ruwe compost) toe.
In de biologische teelt worden enkel traagwerkende organische meststoffen gebruikt,
iets wat bessenstruiken verkiezen boven scheikundige meststoffen. Niet alleen
geven organische meststoffen hun voedingsstoffen geleidelijk aan af over een
langere periode, ze hebben ook het bijkomend voordeel dat ze de bodemstructuur
helpen verbeteren.
Compost
Als basis "bodemverbeteraar" gebruiken wij oude compost. Je kan natuurlijk
ook goed verteerde stalmest gebruiken en deze door de bodem werken. Ook compost
gebruikt als bodembedekking 'voor' het planten, wordt best oppervlakkig in de
bodem ingewerkt bij het planten. Na het planten is het sterk aanbevolen om wat
extra ruwe verteerde compost rond de voet van de jonge struiken te leggen.
Als je volgende compostvolumes toepast dan zullen alle voedingsbehoeftes voor
een gezonde groei worden voldaan, uitgezonderd wat betreft kali (potas). We
gaan hier uit van een goede basistuingrond.
Zandgrond : 400 kg compost/100 m²/=1.28 Kg potas
Zandleem : 250 kg compost/100 m²/=0.8 Kg potas
Lemige grond : 200 kg compost/100 m²/=0.64 Kg potas
Klei : 350 kg compost/100 m²/=1.12 Kg potassium
Als we uitgaan van een oppervlakte van 1.5 m² per struik, dan kan je het volume
aan compost berekenen dat nodig is. Het is aan te bevelen om de benodigde hoeveelheid
compost binnen een cirkel van 80 cm rond de struik aan te brengen. Voor een
snoer (ook wel cordon genoemd) kan je uitgaan van een oppervlakte van 1m²
per plant.
Het beste tijdstip om de compost aan te brengen is de vroege lente. Bepaalde
personen geven er de voorkeur aan om de compost in twee beurten aan te brengen,
namelijk de eerste maal in de lente en de tweede maal nadat de bessen zich goed
aan het ontwikkelen zijn. Het aanbrengen van de compost zorgt tevens voor een
goede onkruidonderdrukkende laag en verbeterd de doorluchting en waterhuishouding
van de bodem.
Bessen vragen ongeveer 1.4 kg kalium per 100 m², wat een vrij grote behoefte
is. Door het toedienen van 100 kg 'normale' tuincompost bezorg je ongeveer 0,32
Kg kali aan de planten. Dit betekent dus dat je extra potas gaat moeten toedienen.
Dit kan door het volume aan compost te verhogen (enkel aan te bevelen op zware
of zeer arme grond) of door via een 'natuurlijke' bron extra kali toe te dienen
(wij gebruiken hiervoor houtas).
Houtasse bevat ongeveer 33% calcium(kalk), 10 % potas (kali) en 5% magnesium.
Uitgaande van deze gegevens kan je de extra giften aan kali berekenen die je
aan de bessen moet toedienen. Let er wel op dat houtasse een hoog gehalte aan
calcium(kalk) bevat. Deze hoeveelheid moet je eventueel aftrekken van de kalkbehoefte
wanneer je een 'kalk'meststof gebruikt (zelf gebruiken wij nooit extra kalkmeststof). Als je bodem reeds een (te) hoge pH
(zuurtegraad) heeft dan mag je geen houtasse toepassen en moet je een andere
meststof toepassen die geen kalk bevat zoals bijvoorbeeld patentkali, ....
Om de bodem op een optimale pH te brengen of te houden moet je deze eerst bepalen
voordat je begint met een correctie of onderhoudbemesting. Afhankelijk van de
grondsoort zal je meer kalk moeten toevoegen om hetzelfde effect te bekomen.
Algemeen geldt, hoe zwaarder de grond hoe meer kalk je moet toevoegen. Als je
belangrijke hoeveelheden kalk zou moeten toedienen dan is het best deze bemesting
te spreiden over enkele jaren, daar de bodem slechts een beperkte hoevelheid
per jaar kan verwerken.
Wanneer de pH te hoog is, zal je materialen moeten toevoegen die de bodem verzuren
(dennennaalden compost,...) en dus de pH waarde verlagen.
Als de pH van je bodem in orde is, dan zal je regelmatig een kleine hoeveelheid
kalk moeten toedienen. Ook hier hangt de benodigde hoeveelheid af van het type
grond.
bodemtype: | kg kalk om de pH met 1 te verhogen | maximale hoeveelheid kalk per jaar (kg/100m²) |
---|---|---|
zand | 30-50 | 10 |
zandleem | 40-60 | 20 |
leem | 40-60 | 20 |
klei | 60-80 | 40 |
De kalk nodig voor het corrigeren van de pH wordt best gegeven voor het planten
in de herfst, bij voorkeur op een droge bodem.
De standaard onderhoudshoeveelheden worden best aan het einde van de winter
toegediend.
Eens de struiken geplant zijn, is het best om de bodem afgedekt te houden (mulchen)
om onkruiden te onderdrukken en de oppervlakkige wortels te beschermen.
3. PLANTEN
Het kan interessant zijn om de groeikarakteristieken van het ras te kennen.
Immers sommige rassen vormen stijve rechtopstaande takken, terwijl andere eerder
sterk afhangende takken hebben. Het vormen van een mooie struik bij een ras
met afhangende takken is moeilijker dan bij een ras met opgaande groei.
Struiken: worden 1.2-1.5 m uit elkaar geplant met zowat 2 à 2.5 meter
tussen de rijen. Je plant ze best steeds even diep als ze op de kwekerij groeiden
(dit om overtollige grondscheuten te voorkomen). Graaf het plantgat voldoende
groot, zodat het wortelstelsel, wanneer uitgespreid, goed in het plantgat past.
Vul het gat opnieuw met grond. Druk de bodem zachtjes aan met je voet . Geef
voldoende water en bedek de bodem met mulchmateriaal (ruwe compost).(mocht er
na het planten een droge periode aanbreken, hou de grond dan vochtig, dus niet
nat)
4. SNOEIEN
Struik:
Hoewel je deze methode nog vaal aanbevolen ziet, is dit een weinig wenselijke
groeimethode, daar er veel wortelscheuten zullen ontstaan die de struik meestal
te dicht laten volgroeien in de zomer, wat de beskwaliteit niet ten goede komt.
Eens de jonge struik geplant mag je de takken terugknippen tot ongeveer
15 cm boven de grond tot net boven een oog dat in de gewentse groeirichting
wijst (meestal naar buiten). Tijdens het daaropvolgende groeiseizoen zullen
er talrijke nieuwe krachtige scheuten ontstaan, op deze stompen alsook nieuwe
grondscheuten. De volgende winter worden deze uitgedund door de kruisende en
zwakke eerst weg te snoeien. Dan worden de stevigste takken behouden die zowat
30 cm uit elkaar staan aan de top. Het volgende seizoen ontstaan er hieraan dan
zijtakken.
Onderhoudssnoei
Snoei is er vooral op gericht dat er voldoende nieuwe scheuten worden gevormd.
Om licht en lucht in de struik te laten komen moet er voldoende tussenruimte
zijn tussen de zijtakken. Het teveel aan takken wordt weggenomen.
Rode bessen dragen bessen op de groeipunten van het vorige seizoen. Om de
optimale beskwaliteit te bekomen worden de zijscheuten die naar binnen groeien
weggeknipt. Ook de
takken die te dicht bij elkaar groeien worden weggeknipt. Het teveel aan nieuwe
grondscheuten wordt weggeknipt.</p>
<p>De volgende winters wordt telkens een aantal oude takken weggeknipt
en kweekt men nieuwe scheuten op ter vervanging er op lettende dat voldoende
licht in
de struik kan komen. het eventueel teveel aan grondscheuten kan worden weggeknipt
tot op de wortels.
Boompjes
Dit is de meest aangewezen snoeimethode.Hierbij kan men vertrekken van een struik waarvan men een 5-tal takken behoudt van op de grond en die nadien het blijvende gestel vormen van de struik. Wanneer men deze gesteltakken op een (korte) stam laat staan dan spreekt men van een boompje.
Na de aanplant gaat men de overbodige takken wegknippen zodat enkel de gesteltakken (eventueel met een centrale spil) behouden blijven. Deze gesteltakken worden dan ongeveer tot de helft teruggeknipt tot net boven een goedgeplaatste knop (= knop die wijst in de gewenste groeirichting).
Onderhoudssnoei De volgende zomer kan men eventueel nieuwe overbodige scheuten wegknippen. In de winter wordt de nieuwe scheut van de verlengenis teruggesnoeid, volgens de groeikracht en de vorming van vruchthout.Snoei gesteltakken: Wanneer het behouden deel van vorig snoeiseizoen volledig bezet is met
zijtakken, wordt slechts 1/3 van de nieuwe groei weggeknipt. (plant heeft
veel groeikracht) |
Snoei vruchthout: De takken die op de gesteltakken worden gevormd hebben als doel om maximaal bessen te produceren (=vruchthout). We snoeien de zijtakken die naar binnen in de struik groeien weg. De lange zijtakken korten we in tot 3 à 4 zichtbare knoppen. |
Verjongingsnoei:
De boompjes/struiken kunnen vaak meer dan 10 jaar meegaan (tot 15 à 20 jaar zelfs). Bij problemen met
een gesteltak; kan men bijvoorbeeld een oude gesteltak vervangen door een grondscheut
die af en toe ontstaat en normaal weggenomen wordt. In dat geval begint men
met deze grondscheut zoals boven eerder is beschreven.
Is de struik echt afgedragen dan klan men deze bijvoorbeeld op 30 cm boven de grond afzagen. In veel gevallen maakt de struik dan nieuwe scheuten en kan men opnieuw starten. Het voordeel van deze techniek is dat het wortelstelsel intact is gebleven en de plant snel een opnieuw een 'volwassen' indruk geeft.
Stamboompjes worden op dezelfde manier gesnoeid zoals beschreven
bij een struik.
Let wel wortelopslag dient in dit geval steeds te worden verwijderd daar het
hier gaat om de onderstam. Ook zijscheuten die op de stam ontstaan dienen steeds
te worden verwijderd. Verjonging dient hier te gebeuren door het sparen van
een nieuwe scheut die in het hart, of dicht aan de basis van de takinplant ontstaat.
Verder geldt de beschrijving zoals beschreven bij de struik.
Snoer of Cordon (haag):
Het grote voordeel -ook voor de amateurkweker- van het snoer is de betere toegankelijkheid
van de struik (dit betekent dat het plukken en de snoei makkelijker zal verlopen).
Voor de opkweek wordt klassiek een raamwerk gemaakt bestaande uit steunpalen
waaraan1 (korte snoei) of 5-6 lnange snoei) draden zijn bevestigd. Alternatief
gebruikt men slechts één draad op de maximaal gewenste groeihoogte,
en plaatst dan bij elk cordon een bamboe paal die men in de grond zet en
bovenaan verbind aan de draad.
Tussen de rijen wordt een afstand van ongeveer 1.8 (korte snoei) of 2.8 m
(lange snoei) aangehouden.
Snoei
De afstand tussen de stammen is zowat 50 cm. Men kan één stam per plant aanhouden, of dubbele of drievoudige snoeren creëren. De afstand tussen de planten wordt dan overeenkomstig aangeplant (1 meter ruimte voor dubbel snoer, 1,5 meter voor drievoudig snoer). Bij het planten wordt de te topscheut tot ongeveer de helft ingesnoeid. Eventuele zijtakken worden op 3 knoppen gesnoeid. de volgende jaren wordt deze snoei steeds herhaald zoals hoger uitgelegd voor de gesteltakken. Eens de gewenste hoogte is bereikt wordt de topscheut behandeld als de zijscheuten die zich vormen. |
|||
Nieuwe groene zijscheuten worden (vanaf juni -augustus) ingeknipt
op 25-30cm. Wanneer ze opnieuw uitlopen worden de nieuw gevormde zijscheuten
ingenepen of geknipt op 1 nieuw blad. Tijdens de winter wordt deze (hoofd)zijscheut
dan teruggesnoeid tot 3 knoppen. Zo gaat men jaar na jaar tewerk. Als na
enkele jaren de zijscheuten te lang worden, snoeit men deze terug op een
knop/zijscheut die zich dichter bij de stam bevindt, waardoor men opnieuw
een kortere zijtak bekomt. |
Verwaarloosde planten
Verwaarloosde planten dienen minstens over een periode van twee seizoenen teruggesnoeid
te worden (dus niet alles in één seizoen wegsnoeien) tot de gewenste
proporties.
Het eerste seizoen wordt alle dood en ziek hout weggeknipt. Te lange takken,
of de grond rakende takken (die eventueel zelfs wortels hebben gevormd) worden
ingekort tot zowat 30 cm. Wanneer dit is uitgevoerd moet men reeds vlot met zijn
hand tot in het hart van de struik kunnen komen. Is dit niet het geval dan moet
men een aantal takken tot tegen de stam wegknippen zodat er voldoende lucht
tot in het hart van de struik kan komen. Het is best om 4 - 6 goed geplaatste
takken te sparen. Tijdens de zomer worden de bessen geplukt. Eventuele grondscheuten
worden verwijderd. De volgende herfst/winter worden enkele nieuwe scheuten - die
zich zullen hebben gevormd - behouden om enkele oude takken te vervangen. De
struik wordt nu verder gesnoeid zoals beschreven voor de reguliere snoei van
de struik. Wordt er tijdens de zomer erg veel nieuwe groei gevormd dan wordt
het teveel aan nieuwe twijgen gewoon verwijderd (uitbreken met de hand, of wegknippen)
5. ANDERE ZORGEN
- Hou de grond het jaar door onkruidvrij. Best doe je dit door regelmatig de
mulchlaag rond de planten terug aan te vullen.
- Mocht je er toch de voorkeur aan geven om geen mulching toe te passen, wees
dan voorzichtig als je schoffelt, omdat de wortels direct onder de oppervlakte
zitten.
- Het mag duidelijk wezen dat rode bessen op stam of gekweekt als snoer het
gemakkelijkst zijn in onderhoud, vanwege de vlotte bereikbaarheid van de grond..
6. OOGST
Je kan rode bessen niet enkel eten wanneer ze rijp zijn (vanaf tweede helft juni),
maar je kan ze ook net niet rijp plukken om er heerlijke confituren, cake of
andere culinaire gerechten mee te bereiden...
Zogauw de bessen een beetje zacht aanvoelen kunnen ze geplukt worden om uit
het vuistje te eten. Als je ze te vroeg plukt dan zullen ze zeer zuur smaken.
Bij de meeste rassen rijpen de bessen niet allemaal tegelijk af zodat je meerdere
malen zal dienen te plukken van dezelfde plant.
Als je een goede rassenkeuze doet kan je vanaf medio juni tot in september van
verse bessen uit eigen tuin genieten. Het commerciële plukseizoen is beduidend
korter, maar door opslag van de bessen in een koelmagazijn kunnen ze ook vrij
lang bewaard worden (nieuwjaar).
7. BEWAREN
- Verse rode bessen kunnen slechts enkele weken bewaard worden in de koelkast
(langer enkel in speciale koelmagazijnen).
- De amateur zal zijn surplussen moeten verwerken in confituur of jam, of kan
het sap pasteuriseren of wijn van maken.
- Voor andere culinaire toepassingen verwijzen we graag naar het hoofdstuk recepten
(zie daar))
8. RASSEN
Er bestaan zeer veel rassen met vaak lokale namen. Vaak werden deze namen dan
weer vertaald door een kwekerij zodat hetzelfde ras verschillende namen kan
hebben in verschillende talen...Wij trachten zoveel mogelijk informatie over
verschillende rassen te verzamelen en te controleren op correctheid).
Ook de voorbije decennia werden nog heel wat nieuwe rassen geïntroduceerd.
Veel onderzoek werd uitgevoerd in Engeland, Tsjechië, Polen, ...
9. PLANTEN AANSCHAFFEN
Gespecialiseerde boomkwekerijen bieden meestal een beperkt aantal 'klassieke'
rassen aan. Deels omvat dat een aantal rassen die de gespecialiseerde telers
aanplanten, hoewel er door deze laatste vaak nieuwe gepatenteerde grootvruchtige
rassen worden aangeplant die een lange bewaartijd kunnen doorstaan. Deze laatste
zijn vaak niet of moeilijk beschikbaar voor de particuliere tuinier.
Professionele telers die meeldauw tolerante variëteiten willen aanplanten
hebben vaak iets meer moeite om deze planten te vinden, hoewel de laatste jaren
er een aantal rassen in omloop zijn gebracht door gespecialiseerde kwekers.
Omdat de meeste van die rassen gepatenteerd zijn en deze rassen vaak moeizaam
hun weg naar het tuincentrum om de hoek vinden, is het voor de geïntereesserde
particulier vaak nog veel moeilijker om zich deze rassen aan te schaffen;
Boomkwekers en tuincentra verkopen vaak bessenstruiken zonder naam. Voor
particulieren is het sterk aanbevolen om een ruime collectie te bezoeken en
daar zijn keuze te maken. Met het extra advies van de collectiebeheerder heb
je al een stap in de goede richting gezet. Vaak ook kan hij adviseren waar je
de rassen kan kopen.
Postorderbedrijven hebben het nadeel dat je niet vooraf de kwaliteit
van de struiken kan beoordelen, dus moet je in vertrouwen kopen.
Ons advies, vandaag is om enkel nog 'ziekteresistente' rassen aan te planten.
10. VERMENIGVULDIGEN
Bepaalde rassen blijken wat moeilijker te zijn om via stek te vermenigvuldigen.
Laat je hierdoor niet ontmoedigen, dat een stek niet lukt kan vele oorzaken
hebben, en volgende poging kan wel het verhoopte resultaat opleveren:
Stekmateriaal
Een normale stek bestaat uit een stuk twijg van minimaal 25 cm (of 5 - 6 ogen)
lang en 5 mm dik (of iets meer) . Je verwijderd best alle knoppen, behalve de
bovenste 4-5. Dit om later niet zo snel grondscheuten te bekomen.
.
Tijdstip
- globaal is de beste periode om stekken te nemen eind augustus-september. Je
moet ze dan wel direct uitplanten en alle bladeren, behalve de bovenste (1-3)
verwijderen. Meestal zijn ze in oktober dan al goed beworteld. Je moet ze wel
nog een seizoen laten doorgroeien voor je ze verplant.
- Winterstek werkt ook goed voor de meeste rassen (je kan ze eventueel als bussel
ingraven en overwinteren en ze in maart-april uitplanten).
- Wanneer je over een geklimatiseerde opslagruimte beschikt, dan kan je de winterstek
daar overwinteren. Meestal is tegen maart er een ruime callusprop onststaan
aan de onderzijde van de stek. Het slagingspercentage van deze stekken zal dan
boven de 95% liggen.
- zomerstek neem je eind juni-begin juli. Het halfverhoute deel ontdoe je van
alle bladeren, behalve het bovenste. Je plant op een beschaduwde plaats en houdt
de stek vochtig (onder plastic kap, of onder nevel). Deze stekken moet je in
een koude kas overwinteren, maar kan je al in april ter plaatse planten.
Plaats
-een beschaduwde plaats met voldoende vochtige (niet natte) luchtige grond is
ideaal (koud glas)
-een zandige, zeer humeuze grond is het meest geschikt.
Je plant de stek voor 2/3 in de grond. Met de techniek waar je de knoppen die
wegneemt in het stekdeel dat onder de grond komt te zitten verhoog je het slagingspercentage
aanzienlijk (meer kleine contactvlakjes ter hoogte van elk oog) en voorkom je
dat er snel grote aantallen grondscheuten worden gevormd.
Gezondheid
Let er steeds op om van gezond materiaal te vertrekken. Controleer stekken regelmatig
op aantastingen (Zie hoofdstuk over plagen en ziektes).
De volgende herfst kan je de bewortelde stekken dan uitplanten. Indien ze niet
voldoende zijn uitgegroeid, (ondermaatse planten) kweek je nog een jaar verder
op. Goed uitgegroeide planten snoei je volgens de gewenste toepassing (zie hoger).
11.LITERATUUR
Zie onze literatuurlijst