Kruisbessen |
1. ALGEMEEN
Kruisbessen zijn in vergelijking met andere (klein)fruitsoorten meer schaduwtolerant. Deze eigenschap kan ook gebruikt worden om de oogstperiode
van hetzelfde ras te verlengen door eén struik een zonnige plaats te geven en de andere op een meer beschaduwd plaats te planten. Aldus kan je de
oogstperiode binnen hetzelfde ras met 2 tot 3 weken verlengen. Let wel door kruisbessen op een meer beschaduwde plaats te planten kan de aantasting door
meeldauw verhogen. Je plant dan ook best enkel meeldauwtolerante rassen voor deze toepassing. Ook de smaak kan bij bepaalde rassen wat zuurder uitvallen
wanneer ze in diepe schaduw worden geplant. (zie rassenlijst)
Opgelet echter voor de zeer felle (middag)zon, deze kan aanleiding geven tot zonnebrand bij de rijpende bessen. bepaalde rassen zijn hier meer gevoelig voor
dan andere (zie info bij de rassenlijst). Kruisbessen kunnen zeer goed onder andere fruitbomen worden geplant als struikjes, maar ze kunnen ook gebruikt
worden in gemengde bloemenborders, als haag, als mini-boompje bij de ingang van de tuin ,of als 'aandachtstrekkers' in de tuin. Bepaalde kruisbessen vertonen
een zeer mooie, intense herfstkleur. Natuurlijk kan je ze ook als 'snoer' kweken voor optimale productie van bessen.
Kruisbessen bloeien reeds vroeg in het voorjaar. Dit maakt dat de bloemen eventueel
nog schade kunnen oplopen door (nacht)vorst. Dit gebeurt vanaf een temperatuur
van - 5°C. Dus op nachtvorstgevoelige plaatsen is het best om kruisbessen op
een min of meer beschutte plek te planten of om laatbloeiende rassen te kiezen.
De plant zelf kan makkelijk temperaturen tot -18°C verdragen.
Kruisbessen werden al in de de 13de eeuw geteeld in Engeland. De cultuur van kruisbessen zou de eeuwen daarna ook de oversteek maken naar Europese tuinen.
2. GROND EN VOEDING
Kruisbessen kunnen bijna op alle gronden groeien. Zeer natte gronden zijn ongeschikt.
Wel hebben ze een voorkeur voor een bodem met veel humus (het zijn uiteindelijk
planten die van nature in bosranden voorkomen). Het is aan te bevelen om de
grond tot 40 cm diep te bewerken en grote hoeveelheden compost of verteerde
mest onder te werken in augustus/september. De struiken kunnen dan geplant worden
vanaf eind october tot maart, wanneer de weersomstandigheden het toelaten. (wanneer
de te beplanten grond pas omgespit grasland was, is het beter om de bodem in
het voorjaar te bewerken, zoals beschreven, en er eventueel andere planten op
te kweken (aardappelen-pompoenen,...) in de late herfst kan je dan oppervlakkig
nog wat compost onderwerken alvorens de struiken te planten, wat kan vanaf november).
In de biologische teelt word enkel traagwerkende organische meststoffen gebruikt,
iets wat bessenstruiken verkiezen boven scheikundige meststoffen. Niet alleen
geven organische meststoffen hun voedingsstoffen geleidelijk aan af over een
langere periode, ze hebben ook het bijkomend voordeel dat ze de bodemstructuur
helpen verbeteren.
Compost
Als basis "bodemverbeteraar" gebruiken wij oude compost. Je kan natuurlijk
ook goed verteerde stalmest gebruiken en deze door de bodem werken. Ook compost
gebruikt als bodembedekking 'voor' het planten, wordt best oppervlakkig in de
bodem ingewerkt bij het planten. Na het planten is het sterk aanbevolen om wat
extra verteerde compost rond de voet van de jonge struiken te leggen.
Als je volgende compostvolumes toepast dan zullen alle voedingsbehoeftes voor
een gezonde groei worden voldaan, uitgezonderd wat betreft kali (potas). We
gaan hier uit van een goede basistuingrond.
Zandgrond : 400 kg compost/100 m²/=1.28 Kg potas
Zandleem : 250 kg compost/100 m²/=0.8 Kg potas
Lemige grond : 200 kg compost/100 m²/=0.64 Kg potas
Klei : 350 kg compost/100 m²/=1.12 Kg potassium
Als we uitgaan van een oppervlakte van 3 m² per struik, dan kan je het volume
aan compost berekenen dat nodig is. Het is aan te bevelen om de benodigde hoeveelheid
compost binnen een cirkel van 80 cm rond de struik aan te brengen. Voor een
snoer (ook wel cordon genoemd) kan je uitgaan van een oppervlakte van 1m²
per plant.
Het beste tijdstip om de compost aan te brengen is de vroege lente. Bepaalde
personen geven er de voorkeur aan om de compost in twee beurten aan te brengen,
namelijk de eerste maal in de lente en de tweede maal nadat de bessen zich goed
aan het ontwikkelen zijn. Het aanbrengen van de compost zorgt tevens voor een
goede onkruidonderdrukkende laag en verbeterd de doorluchting en waterhuishouding
van de bodem.
Bessen vragen ongeveer 1.4 kg kalium per 100 m², wat een vrij grote behoefte
is. Door het toedienen van 100 kg 'normale' tuincompost bezorg je ongeveer 0,32
Kg kali aan de planten. Dit betekent dus dat je extra potas gaat moeten toedienen.
Dit kan door het volume aan compost te verhogen (enkel aan te bevelen op zware
of zeer arme grond) of door via een 'natuurlijke' bron extra kali toe te dienen
(wij gebruiken hiervoor houtas).
Houtasse bevat ongeveer 33% calcium(kalk), 10 % potas (kali) en 5% magnesium.
Uitgaande van deze gegevens kan je de extra giften aan kali berekenen die je
aan de bessen moet toedienen. Let er wel op dat houtasse een hoog gehalte aan
calcium(kalk) bevat. Deze hoeveelheid moet je eventueel aftrekken van de kalkbehoefte
wanneer je een 'kalk'meststof gebruikt. Als je bodem reeds een (te) hoge pH
(zuurtegraad) heeft dan mag je geen houtasse toepassen en moet je een andere
meststof toepassen die geen kalk bevat zoals bijvoorbeeld patentkali,....
Om de bodem op een optimale pH te brengen of te houden moet je deze eerst bepalen
voordat je begint met een correctie of onderhoudbemesting. Afhankelijk van de
grondsoort zal je meer kalk moeten toevoegen om hetzelfde effect te bekomen.
Algemeen geldt, hoe zwaarder de grond hoe meer kalk je moet toevoegen. Als je
belangrijke hoeveelheden kalk zou moeten toedienen dan is het best deze bemesting
te spreiden over enkele jaren, daar de bodem slechts een beperkte hoevelheid
per jaar kan verwerken.
Wanner de pH te hoog is, zal je materialen moeten toevoegen die de bodem verzuren
(dennennaalden compost,...) en dus de pH waarde verlagen.
Als de pH van je bodem in orde is, dan zal je regelmatig een kleine hoeveelheid
kalk moeten toedienen. Ook hier hangt de benodigde hoeveelheid af van het type
grond.
bodemtype: | kg kalk om de pH met 1 te verhogen | maximale hoeveelheid kalk per jaar (kg/100m²) |
---|---|---|
zand | 30-50 | 10 |
zandleem | 40-60 | 20 |
leem | 40-60 | 20 |
klei | 60-80 | 40 |
De kalk nodig voor het corrigeren van de pH wordt best gegeven voor het planten
in de herfst, bij voorkeur op een droge bodem.
De standaard onderhoudshoeveelheden worden best aan het einde van de winter
toegdiend.
Eens de struiken geplant zijn, is het best om de bodem afgedekt te houden (mulchen)
om onkruiden te onderdrukken en de oppervlakkige wortels te beschermen.
3. PLANTEN
Het kan interessant zijn om de groeikarakteristieken van het ras te kennen.
Immers sommige rassen vormen stijve rechtopstaande takken, terwijl andere eerder
sterk afhangende takken hebben. Het vormen van een mooie struik bij een ras
met afhangende is moeilijker dan bij een ras met opgaande groei.
Struiken: worden 1.5 m uit elkaar geplant met minimaal 2 meter tussen de rijen.
Je plant ze best steeds even diep als dat ze op de kwekerij groeiden (dit om
overtollige grondscheuten te voorkomen). Graaf het plantgat voldoende groot,
zodat het wortelstelsel, wanneer uitgespreid, goed in het plantgat past. Vul
het gat opnieuw met grond. Druk de bodem voldoende aan met je voet . Geef voldoende
water en bedek de bodem met mulchmateriaal (compost).(mocht er na het planten
een droge periode aanbreken, hou de grond dan vochtig, dus niet nat)
Het kan voor de tuinier die meerdere rassen wil aanplanten interessant zijn
om tussen de struiken in telkenmale een ras op stam te planten. Dit maakt dat
je elke 60-80 cm een struik hebt staan, maar dat de afstand tussen de planten
toch voldoende groot is (1.2 -1.5m).
4. SNOEIEN
Struik:
Eens de jonge struik geplant mag je de takken terugknippen op ongeveer 10
cm (net boven een oog dat naarbuiten wijst). Tijdens het daaropvolgende groeiseizoen
zullen er talrijke nieuwe krachtige scheuten ontstaan, waarvan we er een 4 à
5 behouden zodanig dat ze telkens 30 cm uit elkaar staan, goed gespreid over
de struik. (we denken hierbij aan stevige takken, die onder een niet te scherpe
hoek staan ingeplant). De andere takken worden weggesnoeid. In principe word
er steeds op een oog naar buiten gesnoeid. Bij sterk afhangende rassen, kiezen
we steeds een oog dat naar boven wijst (dit om te voorkomen dat takken op de
grond komen). De zwakste van de behouden scheuten wordt met ongeveer eenderde
teruggesnoeid. De andere takken worden op gelijke hoogte geknipt. (let op: wanneer
je stevige tweejarige struiken koopt, dan knip je ze terug zoals zopas beschreven
: terugknippen tot de helft waarbij 4 à 5 takken worden behouden)
Onderhoudssnoei
Kruisbessen dragen vrucht op hout dat het vorig seizoen is gevormd of op ouder
hout. Snoei is er dus vooral op gericht dat er voldoende nieuw hout wordt gevormd
of dat er veel korte sporen ontstaan. (bij een spoor, naam voor eenzijtakje
van enkele cm lang en bezet met één of meerdere botten, wordt
er slechts een miniscuul kort stukje nieuw hout gevormd, waardoor het jaar na
jaar amper toeneemt in de lengte)
a. snoei de grondscheuten volledig weg (best tot op de wortel) tenzij je een
nieuwe tak nodig hebt om een evenwichtige struik te bekomen.
b. Takken die naar binnen groeien (naar het centrum van de struik) worden ook
weggeknipt
c. Zeer sterk groeiende nieuwe scheuten die recht naar boven groeien (=waterlot)
worden ook weggesnoeid
d. De nieuwgevormde verlengenis van de behouden takken van vorig seizoen worden
tot ongeveer de helft ingekort . Afhangende zijtakken worden ingekort tot op
een oog dat naar boven is gericht. Bij meer opwaarts groeiende takken wordt
boven een oog geknipt dat naar buiten wijst (=weg van het hart van de struik).
e. Om licht en lucht in de struik te laten komen moet er voldoende tussenruimte
zijn tussen de zijtakken. Het teveel aan takken wordt weggenomen. We gaan er
hierbij vanuit dat zijtakken minstens 10 cm uit elkaar moeten staan (met andere
woorden dat je er vlot met de hand tussen kan om bessen te plukken).
De nieuw gevormde zijscheuten worden niet gesnoeid tenzij de struik in onbalans
dreigt te geraken. In dat geval moet een deel van deze scheuten worden ingekort.
Bij meeldauwgevoelige soorten worden de (aangetaste) toppen vaak systematisch
weggesnoeid in de hoop zo de infectie te verminderen tijdens het volgende groeiseizoen...
Het is best om deze aangetaste toppen te verbranden. Ook tijdens het groeiseizoen
dient het aanbeveling van de zieke groeipunten weg te knippen en deze aangetaste
delen op gepaste manier te vernietigen.
f. Verjonging van iets oudere struiken gebeurt best door een nieuwe scheut aan
de basis van de tak of pant te laten staan (zie a). Deze nieuwe jonge scheut
wordt eventueel op de gewneste plaats gebonden aan bijvoorbeeld een bamboe stok.
Vervolgens wordt de tak met 1/3-1/2 ingekort net boven een goed geplaatst oog.
De volgende twee jaar zal deze nieuwe scheut zich omvormen tot een nieuwe gesteltak
die opnieuw vruchten draagt. Wanneer men een struik zo af en toe verjongt dan
kan deze gemakkelijk 25 jaar of meer in goede conditie worden gehouden...
Stamboompjes worden op dezelfde manier gesnoeid zoals beschreven
bij een struik.
Let wel wortelopslag dient in dit geval steeds te worden verwijderd daar het
hier gaat om de onderstam. Ook zijscheuten die op de stam ontstaan dienen steeds
te worden verwijderd. Verjonging dient hier te gebeuren door het sparen van
een nieuwe scheut die in het hart, of dicht aan de basis van de takinplant ontstaat.
Verder geldt de beschrijving zoals beschreven bij de struik.
Snoer of Cordon (haag):
Het grote voordeel -ook voor de amateurkweker- van het snoer is de betere toegankelijkheid
van de struik (dit betekent dat het plukken makkelijker en vaak minder prikkend
zal verlopen).
Voor de opkweek wordt een raamwerk gemaakt bestaande uit steunpalen waaraan1
(korte snoei) of 5-6 (lange snoei) draden zijn bevestigd. Tussen de rijen wordt
een afstand van ongeveer 1.8 (korte snoei) of 2.8 m (lange snoei) aangehouden.
Lange snoei
Planten worden zo'n 65 cm uit elkaar geplant langs de draden.
Mocht men er voor opteren om 2 of zelfs 3 stammen per plant aan te houden
, dan wordt de respectievelijke afstand 90 en 120 cm. De topscheut wordt aan de draden aangebonden tot de toegelaten hoogte (=bovenste draad) wordt bereikt. |
||||
Zijscheuten worden eveneens aan de draden aangebonden, en wel zo dat ze een kleine hoek vormen met de hoofdscheut. Eventueel sterk groeiende zijscheuten die gaan concurreren met de topscheut worden ingekort of volledig weggesnoeid. De topverlengenis wordt steeds met ongeveer 1/3 ingekort, tenzij de groei slechts rijkt tot aan de volgende draad. Tijdens de winter worden enkel de zijscheuten behouden die uit de haag groeien (dus dwars op de draden). Ze worden niet gesnoeid. De andere zijscheuten worden weggesnoeid. Zwak groeiende scheuten (- 40 cm) worden niet gesnoeid. Het volgende seizoen zullen er zich nieuwe scheuten vormen die als vervangers dienen van de 'oude' scheuten. Deze oude scheuten worden dan ook weggensoeid (kan reeds na de pluk). Let er op om voldoende afstand te houden tussen de zijscheuten (plukkken, lucht, licht,...) |
Korte snoei
De afstand tussen de stammen wordt dan 35-40 cm. Meestal wordt geadviseerd om slechts één stam aan te houden. Er wordt dan geplant op 45 à50 cm.(sterk groeiende rassen eventueel op 60 cm). Men gebruikt één draad (bovenaan) en gebruikt een steunstok (bamboe) om de plant aan vast te binden. De topscheut wordt ingesnoeid met 1/3 tot de gewenste hoogte wordt bereikt (1.8 - 2.2 m) en wordt regelmatig vastgebonden. Van dan af aan wordt de topscheut behandeld als de zijscheuten die zich vormen. | |||
Zijscheuten worden (zomer) ingenepen of geknipt op 20 cm.
Wanneer ze opnieuw uitlopen worden de nieuw gevormde zijscheuten ingenepen
of geknipt op 3 cm. Tijdens de winter wordt deze (hoofd)zijscheut dan teruggesnoeid
tot een 3 à 5 cm. (wat overeenkomt met een 3-tal ogen). Zo gaat men
jaar na jaar tewerk. Als na enkele jaren de zijscheuten te lang worden,
snoeit men deze terug op een oog dat zich dichter bij de stam bevindt, waardoor
men opnieuw een kortere zijtak bekomt. Voor zwakker groeiende rassen kan men de tussenafstand tussen de rijen eventueel zelfs reduceren tot 1.5 m. |
Boompjes
Het gaat hier in feite om een struik die op een kort stammetje (8 - 15 cm) wordt
gekweekt. Het verschil met de struik op stam is dat het hier wel degelijk gaat
om een stammetje gevormd door de variëteit zelf. Dit bekomt men door een
jonge plant terug te knippen op zo'n 20 cm. Vervolgens zullen er hier 4 à
5 takken ontstaan die als frame kunnen dienen voor de vorming van een struik.
verdere verzorging verloopt hetzelfde als bij een struik.(zie hoger)
Verwaarloosde planten
Verwaarloosde planten dienen minstens over een periode van twee seizoenen teruggesnoeid
te worden (dus niet alles in één seizoen wegsnoeien) tot de gewenste
proporties.
Het eerste seizoen wordt alle dood en ziek hout weggeknipt.
Te lange takken, of de grond rakende takken (die eventueel zelfs wortels hebben
gevormd) worden ingekort tot zo'n 30 cm. Wanneer dit is uitgevoerd moet men
reeds vlot met zijn hand tot in het hart van de struik kunnen komen. Is dit
niet het geval dan moet men een aantal takken tot tegen de stam wegknippen zodat
er voldoende lucht tot in het hart van de struik kan komen. Het is best om zo'n
4 - 6 goed geplaatste takken te sparen. Tijdens de zomer worden de bessen geplukt.
Eventuele grondscheuten worden verwijderd. De volgende herfst/winter worden
enkele nieuwe scheuten -die zich zullen hebben gevormd- behouden om enkele oude
takken te vervangen. De struik wordt nu verder gesnoeid zoals beschreven voor
de reguliere snoei van de struik. Wordt er tijdens de zomer erg veel nieuwe
groei gevormd dan wordt het teveel aan nieuwe twijgen gewoon verwijderd (uitbreken
met de hand, of wegknippen)
5. ANDERE ZORGEN
- Hou de grond het jaar door onkruidvrij. Best doe je dit door regelmatig de
mulchlaag rond de planten terug aan te vullen.
- Mocht je er toch de voorkeur aan geven om geen mulching toe te passen, wees
dan voorzichtig als je schoffelt, omdat de wortels direkt onder de oppervlakte
zitten.
- Het mag duidelijk wezen dat kruisbessen op stam of gekweekt als kort snoer
het gemakkelikst zijn in onderhoud, vanwege de vlotte bereikbaarheid van de
grond..
6. OOGST
Je kan kruisbessen niet enkel eten waneer ze rijp zijn (vanaf tweede helft juni),
maar je kan ze ook onrijp plukken om er heerlijke confituren, cake of andere
culinaire gerechten mee te bereiden... Het plukken van bessen zo'n twee weken
voor rijpheid is lang de basis geweest om uit deze bessen een pectinebasis (=diksap)
te maken dat dan weer werd gebruikt bij het vervaardigen van industriële
confituren. De variëteiten "White Smith" en "Industrie"
werden hiervoor ooit op zeer grote schaal aangeplant. Tegenwoordig wordt pectine
uit appels gemaakt en verloor de kruisbes zijn industrieel belang.
De ijverige kok(kin) kan uit onrijpe bessen zelf nog diksap bereiden dat zeer
lang bewaard kan worden en dat bijvoorbeeld kan gebruikt worden om moeilijk
'dikkende' confituren (zoals aardbeien) mee te laten opstijven. Dit extract
is smaakneutraal..
Zogauw de bessen een beetje zacht aanvoelen kunnen ze geplukt worden om uit
het vuistje te eten. Als je ze te vroeg plukt dan zullen ze zeer zuur smaken.
Bij de meeste rassen rijpen de bessen niet allemaal tegelijk af zodat je meerdere
malen zal dienen te plukken van dezelfde struik.
Als je een goede rassenkeuze doet kan je vanaf medio juni tot eind augustus
(eventueel midden september) van heerlijke verse kruisbessen uit eigen tuin
genieten. Het commerciële plukseizoen is beduidend korter, maar door opslag
van de bessen in een koelmagazijn kunnen ze ook vrij lang bewaard worden (nieuwjaar).
7. BEWAREN
- Verse kruisbessen kunnen niet bewaard worden (tenzij in speciale koelmagzijnen).
- De amateur zal zijn surplussen moeten verwerken in confituur of jam, of kan
het sap pasteurizeren.
- Kruisbesen kan je ook makkelijk invriezen om zo gelijk wanneer overheerlijk
kruisbessentaarten te bakken.
- Voor andere culinaire toepassingen verwijzen we graag naar het hoofdstuk over
Toepassingen)
8. RASSEN
Er bestaan publicaties die beweren dat er meer dan 4000 rassen zouden hebben
bestaan. Zeer waarschijnlijk zitten er zeer vele synoniemen tussen. Zeer veel
rassen werden in Engeland ontwikkeld wat de reden is waarom er zoveel engelse
namen circuleren. Vaak werden deze namen dan weer vertaald door een kwekerij
zodat hetzelfde ras verschillende namen kan hebben in verschillende talen...Wij
trachten zoveel mogelijk informatie over verschillende rassen te verzamelen
en plaatsen deze in de rassenlijst (zie Rassenlijst).
De voorbije decennia werden opnieuw heel wat nieuwe rassen geïntroduceerd.
Veel onderzoek werd uitgevoerd in Duitsland (Bauer),maar ook in Engeland, Tsjechië,
Polen, Rusland, Finland, ... (zie ook Lijst tolerante
kruisbessen)
9. PLANTEN AANSCHAFFEN
Gespecialiseerde boomkwekerijen bieden meestal een beperkt aantal 'klassieke'
rassen aan dat overeenkomt met deze die door de gespecialiseerde telers worden
aangeplant. In de meeste gevallen gaat het om rode grootvruchtige rassen die
een lange bewaartijd kunnen doorstaan.
Professionele telers die meeldauw tolerante variëteiten willen aanplanten
hebben vaak iets meer moeite om deze planten te vinden, hoewel de laatste jaren
er een aantal rassen in omloop zijn gebracht door gespecialiseerde kwekers.
Omdat de meeste van die rassen gepatenteerd zijn en deze rassen vaak moeizaam
hun weg naar het tuincentrum om de hoek vinden, is het voor de geïnteresserde
particulier vaak nog veel moeilijker om zich deze rassen aan te schaffen;
Boomkwekers en tuincentra verkopen vaak bessenstruiken zonder naam. Voor
particulieren is het sterk aanbevolen om een ruime collectie te bezoeken en
daar zijn keuze te maken. Met het extra advies van de collectiebeheerder heb
je al een stap in de goede richting gezet. Vaak ook kan hij adviseren waar je
de rassen kan kopen.
Postorderbedrijven hebben het nadeel dat je niet vooraf de kwaliteit
van de struiken kan beoordelen, dus moet je in vertrouwen kopen.
Ons advies, vandaag, is om enkel nog 'meeldauw'tolerante rassen aan te planten
(zie Tolerante rassen)
10. VERMENIGVULDIGEN
Bepaalde rassen blijken wat moeilijker te zijn om via stek te vermenigvuldigen.
Laat je hierdoor niet ontmoedigen, dat een stek niet lukt kan vele oorzaken
hebben, en volgende poging kan wel het verhoopte resultaat opleveren:
Ras
Uit ervaring weten we dat rassen van Amerikaanse origine makkelijker wortelen
dan de meeste Europese rassen.
Stekmateriaal
Een normale stek bestaat uit een stuk twijg van minimaal 25 cm (of 5 - 6 ogen)
lang en 5 mm dik (of iets meer) . Je verwijderd best alle knoppen, behalve de
bovenste 4-5. Dit om later niet zo snel grondscheuten te bekomen.
Vaak wordt geadviseerd om een "hieltje" (dit is een stukje oud hout
aan de basis van de stek) te laten zitten. Om dit te doen moet je de twijg van
de andere afscheuren, wat lelijke wonden geeft. Bovendien blijkt dit geen betere
stekresultaten op te leveren dan bij 'normale' stekken. Ook kan je vaak meerdere
normale stekken snijden van één twijg, terwijl uit een twijg slechts
één hielstek kan worden bekomen.
Tijdstip
- globaal is de beste periode om stekken te nemen eind augustus-september. Je
moet ze dan wel direct uitplanten en alle bladeren, behalve de bovenste (1-3)
verwijderen. Meestal zijn ze in october dan al goed beworteld. Je moet ze wel
nog een seizoen laten doorgroeien voor je ze verplant.
- Winterstek werkt ook vaak goed (je kan ze eventueel als bussel ingraven en
overwinteren en ze in maart-april uitplanten).
- Wanneer je over een geklimatiseerde opslagruimte beschikt, dan kan je de winterstek
daar overwinteren. Meestal is tegen maart er een ruime callusprop onststaan
aan de onderzijde van de stek. Het slagingspercentage van deze stekken zal dan
boven de 95% liggen.
- zomerstek neem je eind juni-begin juli. Het halfverhoute deel ontdoe je van
alle bladeren, behalve het bovenste. Je plant op een beschaduwde plaats en houdt
de stek vochtig (onder plastic kap, of onder nevel). Deze stekken moet je in
een koude kas overwinteren, maar kan je al in april ter plaatse planten.
Plaats
-een beschaduwde plaats met voldoende vochtige (niet natte) luchtige grond is
ideaal (koud glas)
-een zandige, zeer humeuze grond is het meest geschikt.
Voor particulier gebruik is het sterk aanbevolen om alle stekels en ogen te
vewijderen van het onderste gedeelte (2/3) van de stek. Over deze lengte plaats
je de stek dan in de grond. Met deze techniek verhoog je het slagingspercentage
aanzienlijk (meer kleine contactvlakjes ter hoogte van elk oog) en voorkom je
dat er snel grote aantallen grondscheuten worden gevormd..
Gezondheid
Let er steeds op om van gezond materiaal te vertrekken. Controleer stekken regelmatig
op aantastingen (Zie ook plagen en ziektes).
De volgende herfst kan je de bewortelde stekken dan uitplanten. Indien ze niet
voldoende zijn uitgegroeid, (ondermaatse planten) kweek je nog een jaar verder
op. Goed uitgegroeide planten snoei je volgens de gewenste toepassing (zie hoger).
11.LITERATUUR
Literatuur lijst
12. KRUISBESSEN SHOW
In 2005 maakten we (eindelijk) de oversteek naar Egton-Bridge in North-Yorkshire
(Engeland) waar ze reeds meer dan 200 jaar wedstrijden organiseren om na te
gaan wie de dikste kruisbes, koppel of groep van kruisbessen heeft gekweekt in het afgelopen groeiseizoen...
Een beeldverslag kan je hier vinden.